Nina de Vroome

Blanqui and the stars

 
 

Een portret van mijn werkkamer

 
 
A portrait of my study

Iedere deur is een wand in beweging. Ik herinner me hoe ik als kind aan de klink van de deur hing om heen en weer te zwieren door me tegen de muren af te zetten. Zoals alle kinderen kon ik eindeloos doorgaan met het uitputten van één enkele observatie die een waaier van gezichtspunten ontvouwde. Door dit dansje met de deur wordt de architectuur losgeschud. Zwier je de ene kant op, dan sluit de ruimte zich af en bevind je je in een intieme kamer. Zwier je de andere kant op, dan stroomt de galmende hal naar binnen. Het sluiten en openen van de deur transformeert de twee ruimtes. Een open deur voegt ruimtes samen, laat licht toe in de hal en trekt geluid binnen in de kamer. Het brengt een wisselwerking tussen de twee ruimtes teweeg. Wanneer je de deur weer dicht zwiert, wordt openheid verruild voor intimiteit. In een kamer die is afgesloten door een deur is er ruimte voor geborgenheid. Een kamer met gesloten deur is daar waar het privéleven zich afspeelt. 

Aangezien ik geen huisgenoot heb, is de beslissende deur mijn voordeur. Wanneer je er met de rug tegenaan staat en naar rechts draait, kom je de deur naar mijn werkkamer tegen. Wanneer je die opent, ontstaat er een kleine windvlaag die de lucht in de werkkamer onder druk zet. Een kleine werveling doet de bladeren van de kamerplant (waarover later meer) sidderen. Als een gigantische waaier wuift de openslaande deur een zucht ganglucht naar binnen. 

 
 

Every door is a wall in motion. I remember how as a child I hung on the door handle and swung back and forth by pushing myself against the walls. Like all children, I could go on endlessly to exhaust a single observation that unfolded a range of viewpoints. The architecture is shaken loose by this dance with the door. If you swing in one direction, the space closes off and you find yourself in an intimate room. If you swing in the other direction, the echoing hall flows in. Closing and opening the door transforms the two spaces. An open door joins spaces, allows light into the hall and draws sound into the room. It initiates an interaction between the two spaces. When you close the door again, openness is exchanged for intimacy. In a room enclosed by a door, there is room for confidentiality. A room with a closed door is where private life takes place.

Since I don't have a roommate, the decisive door is my front door. When you stand with your back against it and turn to the right, you will come across the door to my study. When you open it, a small gust of wind is created that puts the air in the study under pressure. A small swirl makes the leaves of the houseplant (more about that later) tremble. Like a gigantic fan, the opening door draws a gush of corridor-air inside.

As you proceed, the door should be stabled like a horse, locked behind two stacked books. This is necessary to keep it from being carried by the wind and slamming in its frame with a thunder - a burst of unprecedented aggression that drives a thwack through several floors and makes my neighbour from three floors down look up from her book as if the phrase she has just read brought about a revelation. So this is avoidable, absolutely avoidable with two books holding the door in place and locking it there. Yes, it is “locked up”, because when you limit the natural tendency of something, a potential is nullified. As has just become clear, a door is by nature frivolous and rebellious. Storing it permanently with two books is not an inconsiderable freedom-limiting intervention. However, I have never been fooled by the wishes of a door, so currently Pale Fire by Nabokov is at his foot and below it a picture book of ancient Egypt. I borrowed Pale Fire from a friend and it is on the waiting list to be read. The Egyptian book serves as material for my collages, about which more later.

Wanneer je verder gaat, moet de deur als een paard op stal gezet worden, opgesloten achter twee gestapelde boeken. Dit is noodzakelijk om te vermijden dat hij door de wind wordt meegevoerd en met een donderslag in zijn lijst knalt – een uitbarsting van ongekende agressie die een davering door verschillende verdiepingen jaagt en mijn buurvrouw van drie etages lager doet opkijken van haar boek alsof de zin die ze zojuist las een revelatie in haar opwekte. Dit is dus te vermijden, absoluut te vermijden met twee boeken die de deur op zijn plaats houdt en hem daar opsluit. Ja, hij wordt “opgesloten”, want wanneer je de natuurlijke neiging van iets inperkt, wordt een potentieel teniet gedaan. Zoals zojuist duidelijk werd is een deur van nature frivool en rebels. Hem met twee boeken permanent op stal zetten is een niet onaanzienlijke vrijheid-beperkende ingreep. Ik heb me echter nooit van de wijs laten brengen door de wensen van een deur, dus ligt er momenteel Pale Fire van Nabokov en daaronder een plaatjesboek van het oude Egypte aan zijn voet. Pale Fire heb ik van een vriend geleend en staat op de wachtlijst om gelezen te worden. Het Egyptische boek dient als materiaal voor mijn collages, waarover later meer.

 

Boven de deurpost hangt er een klok. De klok snijdt iedere seconde de ruimte in twee. Met onverbiddelijke regelmatigheid wordt een oud moment afgesloten en een nieuw moment aangesproken. Als een stil oog hangt die klok aan de muur, soms streng toeziend op getalm, meestal onverschillig dromend, af en toe met ijzingwekkende nadruk en ook weleens guitig als een vrolijke dirigent. De wijzers zitten opgesloten achter een glazen venster en door dit raam kijk ik naar buiten om mijn tijdsgevoel te toetsen aan de werkelijkheid. De secondewijzer is in beweging, ook al staat het meestal stil. Het verspringt razendsnel, zoals de beelden van een film stilstaan maar door hun snelle opeenvolging lijken te bewegen. De andere wijzers bewegen niet in de mensenmaat van de ongeduldige seconde, maar veeleer zoals de planten. De klok is verwant aan hen: stil leven dat voortgaat zonder dat het betrapt kan worden op een actie. 

 
 

There is a clock above the doorframe. The clock cuts space in half every second. An old moment is closed and a new moment is ushered in with unrelenting regularity. The clock hangs on the wall like a silent eye, sometimes suspicious of lingering, usually indifferently dreaming, now and then with chilling accentuation and sometimes quizzical as a cheerful conductor. As the hands are behind glass, I look outside to compare my sense of time with reality. The second hand is moving, even though it mostly stands still. It jumps at lightning speed, like the images of a film standing still, but seeming to move due to their rapid succession. The other hands do not move in the human measure of the impatient second, but rather like the plants. The clock is related to them: a life that goes on quietly without the chance of getting caught red-handed.

Until it stops. For a moment an unpleasant feeling creeps over me that everything in the apartment has come to a standstill. Fortunately, after a short investigation it appears that the battery is exhausted. When I am lazy, the hands only show the correct hour twice a day for a week. When I find the energy, the lost time is quickly regained by putting the hands back in their right place — after which their rhythm will hurry me as usual.

Tot hij stopt. Voor een moment bekruipt me het onaangename gevoel dat alles in het appartement tot stilstand is gekomen. Gelukkig blijkt dan na een kort onderzoek dat de batterij is uitgeput. Wanneer ik lui ben, geven de wijzers gedurende een week slechts twee keer per dag het juiste uur aan. Wanneer ik voortvarend ben, zal de verloren tijd snel worden ingehaald door de wijzers weer op de juiste plek in onze tijd te zetten – waarna hun ritme me weer zoals vanouds kan opjagen. 

Laten we nu eindelijk eens stilstaan bij de kamerplant, de verre verwant van de klok. In het geheim ontwikkelt die zich steeds tot iets anders. Het is onmogelijk je je te herinneren hoe hij eruitzag toen hij voor het eerst op het bijzettafeltje kwam staan. Maar zonder een kik te geven vormt hij constant glucose door in zijn chloroplasten CO2 in reactie te laten gaan met een foton die door het raam heen, door de wolken en zo’n honderdvijftig miljoen kilometer leegte is gereisd nadat het miljarden jaren in het binnenste van de zon heeft doorgebracht. In het hart van de zon werd het foton steeds in circulaire bewegingen gestuwd, waarbij één rondgang duizenden jaren in beslag nam, en werd tenslotte in een fractie van een moment uitgespuwd. Het enige dat de kamerplant op dit moment nodig heeft is water. Maar daar denk ik nu niet aan, want ik ben aan het werk. 

 
 

Now let's finally consider the houseplant, the clock's distant relative. Secretly it keeps developing into something else. It's impossible to remember what it looked like when it first came to stand on the side table. But without a sign, it constantly forms glucose by engendering a reaction in its chloroplasts between CO2 and a photon, which has travelled through the window, the clouds, and through a hundred and fifty million kilometres of void after spending billions of years in the interior of the sun. At the heart of the sun, the photon was continuously propelled in circular movements, one orbit taking thousands of years, and was finally expelled in a fraction of a moment. The only thing the houseplant needs at this point is water. But I'm not thinking about that right now, because I'm at work.

When you look up from the plant, you see a map of the lower half of Brussels on the wall, on which all parks are indicated in green, making the city seem somewhat like a very large park with sandy paths instead of streets. The right side of the map is attached with a pin from which a paper flower hangs. A friend gave it to me after her work had overwhelmed her so immensely that all she could do in a day was making one paper flower. Now she has a child and seems blissful. On the left of the map is a print of "Mare Tranquil", a work by Jorge Macchi. It is a world map that is completely blue, showing all the seas of the world, such as Mar de Barents, Mar Arábigo, Océano Pacifico, Mar de Bering, Mar Filipino and Mar del Coral. This nautical chart is also attached with a pin, from which a glass ball hangs. The bubble with air holes contains dried flowers that were once used to make tea that I drank with my mother.

Wanneer je van de plant opkijkt, zie je aan de muur een kaart van de onderste helft van Brussel waarop alle parken in het groen zijn aangegeven, waardoor de stad iets weg heeft van een heel groot plantsoen met zandpaden in plaats van straten. De rechterkant van de kaart is vastgeprikt met een speld waaraan een papieren bloem hangt. Een vriendin heeft hem me gegeven nadat haar werk haar zo had overweldigd dat ze in een hele dag slechts één bloem van papier kon maken. Nu heeft ze een kind en lijkt gelukkig. Links naast de kaart hangt een print van ‘Mare Tranquil’, een werk van Jorge Macchi. Het is een wereldkaart die helemaal blauw is en waarop alle zeeën van de wereld zijn aangegeven, zoals Mar de Barents, Mar Arábigo, Océano Pacifico, Mar de Bering, Mar Filipino en Mar del Coral. Deze zeekaart is eveneens vastgeprikt met een speld, waar een glazen bolletje aan hangt. In het bolletje met luchtgaten zitten gedroogde bloemen waar ooit thee van is getrokken die ik samen met mijn moeder heb gedronken. 

Op de grond staat een schilderij dat een vriendin schilderde toen we samen in een vochtig huis met twee kanaries woonden. Op een gegeven moment was één van hen verdwenen. Toen we jaren later verhuisden kwam die in perfect bewaarde staat achter de kast tevoorschijn. Het tapijt ligt bezaaid met papieren en boeken, draadjes, een schaar, een snijmat, een lichtblauwe paraplu en een mes. Ik zit op het tapijt te knippen en te schuiven, maar vooral ben ik aan het testen hoe mijn ogen reageren op de beelden.

 
 

On the floor is a painting that a friend made when we lived together in a damp house with two canaries. One day, one of them disappeared. Years later when we moved, the canary emerged in perfectly preserved condition from behind the cupboard. The carpet is littered with papers and books, threads, scissors, a cutting mat, a light blue umbrella and a knife. I'm cutting and sliding images on the carpet, but mostly I'm testing how my eyes respond to the images.

Imagine the carpet. One cannot look at a rug in any other way than with a compassionate face. Trampled on, it muffles footsteps like the skin of a trophy. It has to endure falling dust and then suddenly be lifted and thrown out of the window - were it not for the fact that it’s still grasped by its corners. Who could bear to dream of a flying escape that ends time and time again in a firm beating?

Beeld u het tapijt in. Men kan niet anders naar een vloerkleed kijken dan met een meewarig gezicht. Met voeten getreden dempt het voetstappen als de huid van een trofee. Totaal onderworpen is hij, moet neerdalend stof verdragen om daarna opgetild te worden en uit het raam gegooid te worden – ware het niet dat men hem nog bij de punten vastgeklemd hield. Wie zou het kunnen verdragen om te dromen over een vliegende ontsnapping die keer op keer eindigt met een pak slaag?  

Boven het tapijt torent de boekenkast uit. Hij ziet eruit als een kindje dat aan het wisselen is: her en der zijn er zwarte gaten in zijn gebit. Wat er op de plaats van die gaten hoort hebben we al vernomen, want de plaatjesboeken die op het tapijt zijn uitgespreid maken deel uit van een bescheiden collectie die titels omvat als ‘Die schönsten Jagdbilder’, ‘Lumière dans la Mer’, ‘Astronomie voor iedereen’, ‘Seasons of the Eskimo’, ‘Armes à feu de collection’, ‘Die großen Rätsel unser Welt’, ‘Jaka čop raj pod triglavom’ en ‘Rond de wereld – Thuis’. Er staan nog heel veel andere dingen in deze kast, zoals een verzameling briefpapier en enveloppen, een microscoop die ik van mijn oma heb geërfd, een naaidoos, postkaarten en visitekaartjes van Sabzian, dagboeken die gedateerd zijn tussen 2012 en 2020, een kleine verzameling stempels, een stapel DVD’s en publicaties van mijn werk die ik niet aan de man heb kunnen brengen, twee schoenendozen met brieven (geheim), één blik met een foto erop van het Belgisch koninklijk paar toen ze nog jong waren met oude foto’s daarin. Bovenop de kast staan drie modellen voor fonteinen. De eerste stelt een vrouw voor die een boek leest. Uit haar ogen komen twee dikke stralen water van zilverfolie die op het boek spetteren. De tweede is een boom die in plaats van blaadjes waterstralen uitspuwt en de derde is een huisje met een schoorsteen waar er in de plaats van rook water uit omhoog sproeit. De andere modellen staan in de kelder, dus die blijven voorlopig buiten beschouwing. 

 
 

The bookcase towers above the carpet. It looks like a child who is losing baby teeth: there are voids in its teeth here and there. We have already heard what belongs at the place of the voids, because the picture books spread out on the carpet are part of a modest collection that includes titles such as 'Die schönsten Jagdbilder', 'Lumière dans la Mer', 'Astronomie voor iedereen', 'Seasons of the Eskimo', 'Armes à feu de collection', 'Die großen Rätsel unser Welt', 'Jaka čop raj pod triglavom' and 'Around the world - Home'. The closet contains many other things: a collection of stationery and envelopes, a microscope I inherited from my grandmother, a sewing box, postcards and business cards from Sabzian, diaries dated between 2012 and 2020, a small collection of stamps, a stack of DVDs and publications of my work that are still waiting for customers, two shoe boxes with letters (secret), one tin with old photos in it. On top of the cabinet are three models for fountains. The first represents a woman reading a book. Two thick jets of silver foil water come from her eyes and splash on the book. The second is a tree that spits out jets of water instead of leaves, and the third is a house with a chimney where water sprays upwards instead of smoke. The other models are in the basement, so they will not be considered for the time being.

Closets can get quite chaotic over time, but that's nothing compared to a drawer. Besides the cutlery drawer, there is not a single drawer in my apartment that is not a clutter-drawer, even though - to be fair - there are also things in the cutlery drawer that are not cutlery. A closet still commands some respect, but a drawer is unfortunately at a disadvantage, because it is often assigned the same function as a top hat. Anything can disappear in it. You close the drawer and the disappearing trick is successful (until you open it again). It houses the outcasts among the objects and thus unites the things for which there is no category.

Kasten kunnen na verloop van tijd nogal chaotisch worden, maar dat valt in het niet bij een la. Behalve de bestek-la is er geen enkele la in mijn appartement dat geen rommel-la is, terwijl er – eerlijk is eerlijk – ook dingen in de bestek-la liggen die geen bestek zijn. Een kast dwingt nog enig respect af, maar een la is helaas in het nadeel omdat het vaak dezelfde functie krijgt toebedeeld als een hoge hoed. Er kan van alles in verdwijnen. Je doet de la dicht en de verdwijntruc is geslaagd (totdat je hem weer opendoet). Het biedt onderdak aan de verstotenen onder de objecten en verenigt zo de dingen waar geen categorie voor bestaat. 

Orde ontstaat door categorisatie. Men moet de dingen van elkaar kunnen onderscheiden. Ook voorwerpen maken deel uit van een tekensysteem. Alles heeft een betekenis, ook al kunnen de functies van objecten sterk uiteenlopen over de X-as (functionaliteit – esthetiek) en de Y-as (nostalgische waarde – potentieel gebruik). Zo zou je alle voorwerpen die iemand bezit in een diagram kunnen plotten. Misschien resulteert het wel in een karakterschets. 

 
 

Order is created through categorization. One must be able to distinguish things from each other. Also objects are part of a framework of meaning. Every object has a specific usage, even though it can vary widely on the X axis (functionality – aesthetics) and on the Y axis (nostalgic value - potential use). In this way, you could plot all objects someone owns in a diagram. Possibly it will result in a character sketch.

One of the drawers in my desk has a keyhole, but no key. I will outline the contents of this drawer. There are four drawers in total, but it would take too much of my energy to describe the contents of the other three as well: Three USB sticks, Wonder Balm, a to-do booklet printed by a friend in his workshop, a box with refills for the cutting blade, earplugs, a kneading eraser, a glow-in-the-dark bat, a fluorescent marker, a notebook, a hairbrush in the shape of a naked woman, the bankcard reader, loose matches and a matchbox, loose paperclips and a paperclip box, loose safety pins without box, a ribbon in the colours of Belgium, a ruler and a comb, a pencil sharpener I bought in Singapore, stickers from Mochi Motion; a duo that made animations for my last film, a plastic Petri dish, a matchbox with hand-painted flowers, five pens, one tube of super glue and two pencils.

Eén van de lades in mijn bureau heeft een sleutelgat, maar geen sleutel. Ik zal een schets geven van de inhoud van deze la. Er zijn in totaal vier lades, maar het zou te veel van mijn krachten vergen om de inhoud van de andere drie eveneens te beschrijven: Drie USB-sticks, Wonderbalsem, een to-do boekje dat een vriend zelf heeft gedrukt in zijn werkplaats, een doosje met hervullingen voor het snijmesje, oordopjes, een kneedgum, een glow-in-the-dark vleermuis, een fluostift, een notitieboekje van 123inkt, een haarborstel in de vorm van een blote vrouw, de kaartlezer, losse lucifers en een luciferdoosje, losse paperclips en een paperclipdoosje, losse veiligheidsspelden zonder doosje, een lintje in de kleuren van België, een liniaal en een kam, een puntenslijper die ik in Singapore heb gekocht, stickers van Mochi Motion; een duo dat voor mijn laatste film animaties heeft gemaakt, een plastic Petri schaaltje, een luciferdoosje met handgeschilderde bloemen, vijf pennen, een tube secondelijm en twee potloden. 

De stoel staat aan de kant geschoven. Het is dezelfde als degene ooit in het bureau van mijn vader stond, honderden kilometers verderop, thuis. Ik herinner me dat hij op die stoel aan hetzelfde bureau zat als die nu in mijn werkkamer staat. Toen lagen er geen harde schijven op, noch belastingaangiften, een theepot, een plant die dood lijkt maar die wanneer je hem water geeft openvouwt en een sterke geur van zomerregen verspreidt, Bouvard en Pécuchet, een geplastificeerde draaischijf om de groei en ontwikkeling van een bijenkoningin te berekenen, en niet te vergeten, er stond geen gigantische platte computer. Het bureau was geboend en helemaal leeg, afgezien van een bordeaux-rode bureaumat en een Windows 95. De computer boezemde ontzag in, omdat er thuis geen enkele kamer zo leeg was als deze die speciaal daarvoor was ingericht. Ik durfde heus wel naar binnen te gaan, zelfs wanneer hij uit stond en het beeldscherm een spookachtig vervormde reflectie van de kamer liet zien, waar ikzelf als een felgekleurde rups in verscheen. Ik had een vreemd vermoeden dat deze machine onze levens zou gaan beheersen. Het was logisch dat het ‘windows’ heette en ik voelde een vreemd soort hoogtevrees door de voorstelling van een duizelingwekkende hoeveelheid ramen die zich daar zouden openen.

 
 

The chair has been pushed aside. It's the same chair that once stood in my father's study hundreds of miles away, at home. I remember him sitting in that chair at the same desk that is now in my study. Back then there was nothing on top of the desk, no hard drives, no tax returns, no teapot, no plant that looks dead but when you water it unfolds and gives off a strong scent of summer rain, no Bouvard and Pécuchet, no rotatable calendar to monitor the growth and development of a queen bee, and not to mention there was no gigantic flat computer. The desk was waxed and completely empty, except for a burgundy-red desk mat and a Windows 95. The computer was awe-inspiring because no room at home was as empty as the one specially set up for it. I dared to go in the study, even when the computer was turned off and the screen showed a ghostly distorted reflection of the room, into which I appeared as a brightly coloured caterpillar. I had a strange suspicion that this machine was going to rule our lives. It made sense for it to be called "windows," and I felt a strange fear of heights imagining a dizzying array of windows opening there.

The flat computer on the desk today is off, because I am sitting on the carpet between the books, sliding pieces of paper, cuttings and transparent sheets. I cut holes and hurry before the sunbeam shifts and the light is lost. The colours change from gold to blue, as if everything were immersed in water. There is no sound.

De platte computer die er vandaag staat is uit, want ik zit op het tapijt tussen de boeken en schuif met stukken papier, knipsels en doorzichtige vellen. Ik snij gaten en haast me voordat de zonnestraal verder glijdt en ik het licht kwijt ben. Van goud veranderen de kleuren in blauw, alsof alles in water wordt ondergedompeld. Er is geen geluid te horen. 

Om te kunnen nadenken is het noodzakelijk om de blik te laten rusten. Wanneer visuele indrukken beperkt worden, ontstaat er ruimte voor het denken om zich uit te drukken. Voor het opwekken van gedachten is de horizon een uitgelezen rustplaats. Er wordt niet werkelijk gekeken, er wordt geen beeld gezocht, maar de ogen trekken er steeds naartoe, alsof ik me ervan moet vergewissen dat afstand nog altijd bestaat, dat niet alles zich binnen handbereik bevindt. Ja, de horizon lijkt onbereikbaar. Ook al weet ik dat er daar een plek is die net zo banaal en alledaags is als hier, toch maakt het brein zichzelf wijs dat er daar een plaats is die nog ontdekt moet worden. Ik kan niet zonder de belofte van een mysterie. 

 
 

In order to think, it is necessary to let the gaze rest. When visual impressions are limited, space is created for thought to express itself. The horizon is a perfect resting place for generating thoughts. There is no real looking, no image is sought, but the eyes keep pulling towards it, as if to make sure that distance still exists, that not everything is within reach. Yes, the horizon seems unreachable. Even though I know there is a place out there that is just as banal and mundane as it is here, the brain tells itself that there is a place on the horizon that has yet to be discovered. I cannot live without the premonition of a mystery.

When the gaze flees into the distance, it caresses the objects on the windowsill: some drawings my mother made, a photo of a baby, the wrapping of a present with the letters N I N A on it, a pine cone from California that releases its seeds only when burned, three stones I received from three different people, a beeswax candle shaped like a rabbit, which I know has an identical twin that sits on a woven rug in New York. One succulent plant I got from acquaintances who gave up their terraced house to live on the lava of La Palma, some postcards from distant destinations, a miniature Atomium and a painting of a mermaid being fished by a sailor, made by someone who perhaps wishes he had never met me. Every object is linked to a memory of someone. They are signs of absence. It is therefore no coincidence that my familiar objects which stand for people and places that are out of reach are in front of the window behind which the unreachable that is so familiar extends itself.

Wanneer de blik wegvlucht naar de verte, streelt het over de objecten op de vensterbank: tekeningen die mijn moeder maakte, een foto van een baby, de verpakking van een cadeau waar de letters N I N A op geplakt zijn, een dennenappel uit Californië die zijn zaden enkel vrijgeeft bij verbranding, drie stenen die ik kreeg van drie verschillende mensen, een bijenwaskaars in de vorm van een konijn, waarvan ik weet dat er een identieke kopie op een geweven kleedje in New York staat. Eén vetplant die ik kreeg van kennissen die hun rijtjeshuis hebben opgezegd om op de lava van La Palma te gaan wonen, enkele postkaarten van verre bestemmingen, een miniatuur-Atomium en een schilderijtje van een zeemeermin die door een matroos wordt opgevist, gemaakt door iemand die misschien wenste dat hij me nooit had ontmoet. Ieder object is verbonden met de herinnering aan iemand. Het zijn tekens van afwezigheid. Het is dus niet toevallig dat de vertrouwde dingen die symbool staan voor onbereikbare mensen en plaatsen bij het venster staan waarachter mijn vertrouwde onbereikbaarheid zich uitstrekt. 

 
 

Yesterday, a friend sent me a poem by Rainer Maria Rilke

Gisteren stuurde een vriend me een gedicht van Rainer Maria Rilke

 
 

Measure of Longing

O Window, measure of longing,
you refill so many times
as one life spills over and hurries
to another life.
You who divide and who bring together,
as changeable as the sea,
a mirror, suddenly, reflecting and blending
our faces with what we see through you;
a glimpse of freedom compromised
by the presence of chance,
grasp that serves to balance out
the great excess of the world.

 

Biography

Nina de Vroome

Nina de Vroome is is Dutch filmmaker, teacher and author. She studied film at KASK / School of Arts Ghent and graduated with Waves (2013). Her further filmography includes Een idee van de zee [A Sea Change] (2016) and Het geluk van honden [A Dog’s Luck] (2018). Her films were shown at international festivals like Visions du Réel and International Film Festival Rotterdam. She is a writer and editor for Sabzian, an online platform for reflections on cinema. As a teacher she is involved in various educational projects, like 'PhD in One Night', a research group on aesthetic education. She makes collages and engages in collaborations as a sound engineer and editor.